DANKBAARHEID

©chronosenik

Vorig weekend reed ik in de opkomende mist en avondschemer door het park naar huis. Het was kouder aan het worden en straks zou de temperatuur zeker rond het vriespunt zakken. Ik fietste rustig en keek wat rond.

Tot ik een bank naderde en ik een oudere man zich zag neervlijen terwijl hij duchtig in zijn handen wreef. Het was van de kou zag ik. Want hij sloeg ook zijn armen rond zich heen en bleef zich warm kloppen, stak zijn handen toen onder zijn oksels, en ging zo met de armen over de borst gevouwen liggen en sloot zijn ogen.

Dat zag ik allemaal in het voorbijfietsen. Het raakte me.

Ik voelde me plots verschrikkelijk bewust op m’n fiets zitten. Lekker ingeduffeld in een warme lange jas, dikke handschoenen aan, een muts op mijn hoofd, een sjaal om m’n nek. De kou zou me zo snel nog niet pakken, dat was wel zeker. Bovendien was ik naar mijn woonst aan het fietsen. Waar het snel lekker warm zou worden wanneer ik de verwarming zou aanzetten. Waar ik eten had klaarstaan om mijn hongerige maag mee te vullen. En een tv en een douche en een warm bad en bed en en en. Ik besefte nogmaals dat ik, ondanks de grote moeilijkheden in mijn leven, nog dat geluk had. En ik was er dankbaar om. Het zou voor iedereen zo moeten zijn.
Het beeld van de man echter, liet me niet los. Intussen was het stilaan donker en kouder.
Op een bank in het park lag er een dakloze man in de kou.

Er schoten zoveel gedachten door mijn hoofd.

Een ervan haalde altijd de bovenhand : ik moest iets doen.

Wat als hij van de kou zou sterven deze nacht? Dan had ik hem nog levend gezien.

Ik kon dat niet laten gebeuren.

Mijn oude slaapzak, die ik door de omstandigheden niet meer gebruikte, had ik een jaar of twee geleden al weggegeven, bij een inzamelactie voor daklozen. Een slaapzak zou nochtans het beste zijn voor de man, dan lag hij helemaal ingepakt.
Thuisgekomen belde ik twee buren om te horen of zijn misschien toevallig een ongebruikte slaapzak liggen hadden. Dat was niet het geval. Er nog een gaan kopen zou zo net voor zes uur niet meer lukken.

Ik wist niet wat te doen en stond bij de voordeur een beetje te treuzelen en te overleggen met mezelf. Misschien moest ik het allemaal maar zo laten. Onze samenleving kan hard zijn en ik kon in m’n eentje toch niet iedereen redden. Ik moest dat niet op m’n schouders laden.

Maar die gedachten overtuigden me deze keer niet. Het gevoel dat ik deze man moést helpen overheerste. Ik bedacht dat ik nog een deken had dat ik niet gebruikte, dat ik hem kon brengen.

Ik ging naar boven en zocht het deken. Het was niet genoeg bescherming vond ik. Ik nam ook nog een fleece dekentje mee, dat kon hij onder zich leggen, en het andere op hem.

Een kussen zou hij ook wel kunnen gebruiken. In een kast lag ook nog een warmwaterkruik die ik niet meer gebruikte. Ik kookte water en vulde ze ermee.

Toen stopte ik alles in een grote pastic zak, en nam nog een andere mee, zodat hij zich ook wat tegen het vocht zou kunnen beschermen, en z’n spullen s‘anderendaags kon meenemen.

Ik klom weer op m’n fiets en reed met alles terug naar het park, terwijl verwarrende gedachten mijn hoofd bevolkten.
Toen ik aankwam was hij er nog. Hij lag niet meer maar was aan het rondstappen tegen de kou. Ijsberen zou je kunnen zeggen.
‘Spreekt u Nederlands’ vroeg ik. En ja, dat deed hij.

Ik bood hem de spullen aan, spreidde zijn bed op de bank en de warmwaterkruik nam hij meteen gretig aan en drukte ze onder zijn jas tegen zich aan. Hij moest verkleumd zijn.

Ik vroeg of hij wel zeker was of hij op die bank wilde blijven en niet liever een meer beschutte plek zocht. Lichtte hem in dat er ook een opvang was in Antwerpen.

Hij had wel interesse maar wilde er vandaag niet meer heen. Ik googelde het adres en gaf het hem. Hij vroeg ook of hij nergens naar de sauna kon. Hij moest verkleumd zijn dacht ik weer.

‘Ja, in de Veldstraat’. Beide adressen schreef ik op een papiertje, voor ‘s anderendaags.

Hij was Nederlander en door een en ander gevlucht naar België. Een bijzonder complexe situatie begreep ik. Geld had hij ook niet. Nachtopvang kost een paar euro, dat wist ik uit vroegere conversaties met daklozen. Hij vroeg me of ik dan geen geld had voor de opvang de dag erna. Ja, daar had ik zelf niet bij stil gestaan. En dacht dat ik hem best iets kon geven, vijf euro had ik cash.
Toen namen we afscheid. Hij zei ‘dank u mevrouw’ en ging liggen tussen de dekens, de kruik nog steeds stevig tegen zich aangedrukt.
Wat een raar gevoel had ik toen ik naar huis fietste.

Het was goed dat ik hem had kunnen helpen, maar het was ook raar.

Het loste niet meteen ten gronde iets op. Zou hij in de opvang geraken, zou hij de nacht doorkomen?

Er zijn zoveel daklozen en mensen in hopeloze situaties. Onze samenleving is zo moeilijk en zwaar soms.

Maar ook gewoon mens zijn is dat vaak. We komen hier ongevraagd op deze wereld. We weten niet in welke omstandigheden, over onze fysieke en geestelijke gezondheid is in de meeste gevallen nog veel onduidelijk. Dat komt later maar te voorschijn, wanneer we opgroeien. Met kansen, zonder kansen, het hangt er allemaal maar van af. Ook van de tegenslagen die je later krijgt of niet. Ze kunnen zelfs de slimste en meest gegoede mens in een afgrond storten. Een tegenslag kan vaak een lawine aan bijkomende problemen creëren. Het hangt er allemaal maar van af.

Mijn maag keerde en draaide. Ik voelde me wat misselijk en triest en machteloos. Maar ik sprak mezelf toe dat ik me niet mocht laten neerhalen door al te veel spleen en tristesse rond de condition humaine, ik had ook nog mezelf om voor te zorgen.
Ik kon alleen maar hopen dat ik die avond misschien een man had behoed voor een bevroren nacht. En dat hij ‘s anderendaags naar de opvang was gegaan en wie weet gepaste hulp zou krijgen. Zelf was ik de dagen erna niet in staat om te gaan kijken hoe het hem verging.
Toen ik twee dagen later naar de bank ging, was ze leeg en alles was weg.

Op de een of andere manier gaf het me hoop.

En de dankbaarheid was er nog. Dat de ziekte mij tenminste niet in de materiële afgrond had gedreven.

De man had zonder het te willen, het gevoel van dankbaarheid dat we allen kunnen cultiveren, weer voor even op de voorgrond geplaatst.

Dankbaarheid dat ik daar niet verkleumd helemaal alleen en gevlucht in de kou op een bank moest de nacht doorbrengen. Dat ik een heel klein stukje van mijn kleine bevoorrechte situatie had kunnen delen met hem, hem alvast fysiek een klein beetje warmte had kunnen brengen die avond.

Het ga hem goed. Die boodschapper van de dankbaarheid.

 

©chronosenik
©chronosenik

 

Scroll to top
error: Afbeeldingen zijn beschermd !!