Ik ging al 38 jaar een heel andere richting uit. Een leuke, fijne, die van het gezonde vervullende leven.
En plots, BAM!, werd ik zo ernstig ziek.
Moest ik dat pad verlaten dat ik zo graag bewandelde.
Om verplicht een heel andere weg in te slaan, tegen mijn wil in, tegen mijn zin, maar geen ontkomen aan. Huu! Een vreselijke verrassing van formaat.
Weggerukt ben ik van alles wat me lief is..
Alsof dit niet meer mijn leven is, maar dat van een ander, zo voelt het nog steeds. Ook na al die jaren. Wennen doet het niet echt.
Natuurlijk is het wel mijn leven, je hebt er maar een, maar toch.
Als een guillotineslag die het voorgoed heeft opgedeeld in twee : in voor en na.
In ziek en gezond.
Scherp, hard en meedogenloos.
Herkenbaar mogelijk voor velen die een ingrijpende gebeurtenis moeten meemaken..
En daar lig je dan, ziek, uitgeteld, dromen aan stukken, leven aan stukken.
Uitbehandeld.
‘Goede moed ‘roept iedereen. ‘Volhouden! Komaan!’
‘Ja ja ok, ik wil, maar hoe dan wel in ‘s hemelsnaam ? ‘
De vraag van een biljoen.
Blijft als een mokerslag nazinderen.
Want niemand heeft het antwoord, en wil er eigenlijk liefst niet over denken.
Want dat is akelig confronterend. Niemand wil ongeneeslijk ziek zijn en alleen, en aftakelen zo tergend traag.
Stilte. Een ander onderwerp.
Ook jijzelf hebt het antwoord niet.
En toch, toch moet je nu verder met die ongenode gast, die ziekte is.
Het hoe moet je elke dag opnieuw uitvinden, met veel geduld, moed, en creativiteit.
Van dag tot dag, van uur tot uur, seconde tot seconde.
Er mee omgaan… Mededogen oefenen, beoefenen, en nog eens oefenen. Elke keer weer. Elke dag weer.
Voor jezelf, je zieke lichaam, de omstandigheden, je vrienden, degenen die zich van je afkeerden, degenen die je moest laten vallen, al het verlies, het verdriet, de pijn, fysiek en mentaal.
Want aan ziek zijn is niks goeds. Maar dan ook niks.
Voorheen was alles beter.
Voor mij in elk geval.
Ik behoor niet tot degenen die door hun ziekte het licht hebben gezien.
Mijn leven was al licht en mooi voorheen, de ziekte maakte het alleen maar donker.
Het is nu zoeken naar het licht, naar die bekende ‘crack ‘. Die ‘where the light comes in’ van Leonard Cohen.
En dat lukt wel, en vaak ook niet. Met de hulp van anderen, met je eigen kracht, het hangt er allemaal van af. Vallen, diep vallen, en weer opstaan, of zacht gaan liggen op zijn minst. Met kussentjes en een warme deken.
Of opgeven en niet meer willen, en dan toch weer een reden vinden.
Er schieten alleen nog de ‘kleine dingen’ over om van te genieten, maar ik probeer het wel.
Een bij die honing zoekt in een bloem, luisteren naar de vogels die fluiten, genieten van een koffie en gesprek. Een tentoonstelling, een tekst, een schilderij, de geur van vallende bladeren en bloemen.
Een kerk herontdekken in je stad en weer even verrast en blij zijn.
En nog zo van die dingen.
Het zijn de grote die ik mis. En zo groot zijn ze nog niet eens: gaan werken, een gezin, sporten, wandelen, een uitstap, een reis, een feestje…gewoon : het leven eigenlijk. Gezond zijn.
Overleven is niet echt leven. En toch is het dat wel.
We banen ons een weg, wij getroffenen, doorheen dat rare woud van ziek zijn. Doorheen Tadziekistan.
Met machetes van wilskracht en een handvol vrienden, dwars door Tadziekistan.
Wandelen we wankel op breekbare touwen over diepe ravijnen, ons evenwicht zoekend , naar het licht, naar de zuurstof, naar de wereld waar het leven is.
Naar Compostella zo je wil. Gecomposteerde versie dan. In de St. Jacobskerk.
Bovenstaand schilderij is te zien in de Sint-Jacobskerk in Antwerpen. Foto publiek domein