Ik werd ambassadeur.
Voor het eerst in mijn leven. Deze week.
Is het niet heerlijk om voor even zoiets te kunnen zeggen?
‘Ik werd ambassadeur’.
En nee, ik verhuisde niet naar Havana of New York voor mijn nieuwe job, beste lezer.
Ik werd Ambassadeur voor LUS vzw.
Een vereniging die zich inzet om mensen te verbinden.
Alle mensen, iedereen. Er is geen doelgroep of geen target, geen uitsluiting.
Iedereen is er welkom.
Het kersverse ambassadeursschap verliep online natuurlijk, coronaproof.
Maar wel voor een 70-tal jonge mensen, alle tweedejaars studenten van de tweejarige graduaatsopleiding Orthopedagogische Begeleiding van de Howest Brugge.
Het was een fijne ervaring. Ook al kon ik hen niet zien, zag ik alleen kadertjes met hun initialen.
Een van de vast teamleden van LUS, Emilie, gaf er een gastcollege/workshop over wat LUS zoal
doet, hoe de organisatie werkt. Haar kon ik zien, alsook de leerkrachten van de school en de presentatie. En wij waren gelukkig zichtbaar voor de studenten.
Als onderdeel ervan kon ik getuigen als persoon die een paar jaar geleden beroep deed op LUS en er nog steeds deel van uitmaakt.
En achteraf bleek, dat de studenten het heel fijn vonden om eens iemand zoals ik te horen. Iemand uit het veld, iemand met wie ze na hun studie mogelijks zouden werken bijvoorbeeld.
Dat bleek uit de vele chatmeldingen aan het eind, en een studente die het had aangedurfd live een vraag te stellen en ons te danken. Want zo anoniem online en coronagewijs elk thuis achter zijn schermpje, is niet de meest stimulerende manier voor studenten om op de voorgrond te treden. Volgende keer wil ik deze fijne jonge mensen zeker allemaal zien, geen zwarte vierkantjes meer.
Iemand uit het veld, die iets heeft voor gehad, die moet leven met een resem aan beperkingen.
Zo werd het werk van LUS vzw en maatschappelijk werk voor hen ook iets minder abstract en wat concreter ook.
Hun waardering is me bijgebleven.
Het gevoel weer even met jonge mensen in contact te zijn deed deugd. Verbinding.
Iets te kunnen betekenen voor de maatschappij vanuit mijn minder gefortuneerde positie, iets kunnen bijdragen, hoe klein ook. Zo kan je een beetje meer zin geven aan de grote onrechtvaardigheid van het lijden dat willekeurig toeslaat en je te beurt viel.
Ik kon kort schetsen hoe het zoal komt dat je bij zo een organisatie als LUS vzw gaat aankloppen.
In mijn geval is dat de chronische ziekte die me treft.
Ik schreef hier al vaker over hoe ziekte je ongewild berooft van je sociale leven, ondanks je goede sociale vaardigheden.
Hoe de maatschappij niet echt open staat voor mensen die anders zijn, zij het ziek, vluchteling, alleenstaande, of misschien iemand in het isolement wegens seksuele of genderproblematiek, maakt niet uit wat de reden zou zijn.
Hoe het moeilijk kan zijn om er te mogen en kunnen bij horen ondanks je beperkingen of je anders zijn dan wat de maatschappij voorschrijft, doorgaans het middenstandsgezin met twee kinderen en huisje tuintje beestje. Daar is op zich niks mis mee, maar als dat de enige norm blijft van waaruit je mag meetellen en alles georganiseerd wordt, dan is dat niet de weerspiegeling van de werkelijke samenleving en kan het niet anders dan dat grote groepen mensen worden uitgesloten.
Hoe je vrienden-, kennissen- en familiekring afbrokkelt omdat je niet meer mee kan of niet meer mee gevraagd wordt..
Hoe moeilijk het is een nieuwe partner te vinden als je vroegere je verlaat, of als je er geen had.
Hoe je ongewild op een plek in de samenleving kan verzeilen waarvan je in je gezonde of voorafgaande tijd maar half weet van had, hoe geïsoleerd die is.
Hoe weinig inclusief nog en hoe voornamelijk exclusief voor wie meekan, onze samenleving is.
Ik geloof dat als ik sprak, ik dat zeker niet deed in mijn eigen naam alleen, maar in naam van zovelen die in mijn situatie zijn, of een gelijkaardige.
LUS richt zich op het mee bekijken van hoe je je netwerk kan uitbreiden, of het bestaande beter ondersteunen. Info vind je via de link als je op LUS klikt.
Het belangrijkste aan LUS vind ik de basis van gelijkwaardigheid en het zoeken naar inclusiviteit.
De meeste organisaties die ik ken houden zich bezig met mensen met specifieke beperkingen, dus je moet passen binnen de doelgroep .
Je moet de juiste beperking hebben. Als je een fysieke beperking hebt, mag je vb geen psychische hebben en omgekeerd. Ben je vluchteling, dan liefst zonder beperking, alleen vluchteling. Etc. Begrijpelijk allemaal organisatorisch, maar vanuit menselijk standpunt en de reële behoeften van de persoon, niet altijd haalbaar. Velen vallen zo tussen wal en schip.
In mijn ervaring werken heel wat organisaties ook nog vaak vanuit het machtskader van de ‘arme gehandicapte of zieke of vluchteling of oudere of vul maar in (…)’ die hulp nodig heeft en een schouderklopje, en dan zijn we er van af. Topdown heet dat tegenwoordig, in plaats van Bottom Up..
Vanuit een betuttelend perspectief.
Ik noem het vaak de ‘ochot-ocharme-club’ waar je in geduwd wordt.
Eén waar we bingo-avonden voor geven, of weerbaarheidscursussen en -lezingen. Zodat ze vooral voor zichzelf leren zorgen en ons gezonden geen last meer zijn, of snel kunnen meedraaien in de prestatiemaatschappij. Of we organiseren bloemschikken of een schlageravond door een muzikant uit het twintigste knoopsgat, breder denken we niet.
Op zich misschien niks mis mee, maar het is vaak de houding van waaruit men vertrekt en waardoor dit tot stand komt die mank loopt.
Nog te weinig wordt er uitgegaan van de personen zelf, van hun interesses, achtergrond, noden, behoeften.
Er wordt vaak boven de hoofden van deze groepen mensen beslist wat goed voor hen zou kunnen zijn.
Er is wel een verandering op gang, dat is heel goed, maar die gaat moeizaam.
De beeldvorming rond mensen met een ziekte of beperking, of als vluchteling of mens in armoede of jeugdzorg etc. is nog heel vaak stereotiep, en blijkt heel moeilijk te veranderen.
Ze is meestal te betuttelend of meelijwekkend. Deze groepen mensen worden nog veel te vaak voorgesteld eerder als sukkelaars dan als volwaardige mens. Punt.
Hoe vaak heb ik al niet moeten horen : ‘Maar je ziet er toch goed uit?’ en niet als compliment maar eerder als : ‘als je écht zo ziek bent, hoe kan je er dan goed uit zien?’ De ‘Maar’ is hier belangrijk. Het klopt niet met de beeldvorming die we hebben rond ziekte en beperking : er dan ook nog goed kunnen/willen uit zien en daar moeite voor doen.
Omdat die verandering naar beeldvorming die meer aansluit bij de realiteit dan het oordeel erover, zo moeizaam gaat, wil ik er mijn steen toe bijdragen. Met een vereniging die net zoals ik de gelijkwaardigheid en soevereniteit van de persoon zeer belangrijk vindt. En de menselijke verbinding als basisvoorwaarde voor een gezondere samenleving als basis wil nemen. Het blijft ook voor mij een oefening zoals ik zei. Ook ik ben opgegroeid binnen die stereotype beeldvorming en moet uitkijken op slechte momenten dat ik niet in die gedachtengang verval.
Het lijkt een terugkerend thema in mijn leven te zijn :
Inclusiviteit. Verbinding, erbij mogen horen, ziekte, ouderdom, dood, gevoelens, ervaringen, mens zijn in al zijn vormen ruimte te helpen geven.
Toen ik een jong meisje was hielp ik de verpleegster mee de oudere mensen te wassen in een ouderlingentehuis.
Het was soms zwaar werk, zowel fysiek als mentaal, maar het heeft me mee gevormd.
Ik leerde van die oude mensen dat oud worden bij het leven hoort, dat ze ook nog verlangens en gevoelens hebben, net als wanneer je jonger bent. En dat oud worden lang niet altijd gemakkelijk is. Ik ben dat nooit vergeten. Daarom vind ik het niet noodzakelijk gemakkelijker om ouder te worden, maar ik begrijp het wel dat dat leven is.
In de jaren negentig, toen ik nog very alive and kicking was, en genoot van het theaterleven, werd ik jarenlang mee vrijwilliger in het team van een collega theatertechnicus, Poff, die in Afrika op mysterieuze wijze verlamd geraakte en dat tot zijn dood is gebleven.
Ik reisde ook mee in het team dat hem vijf jaar na zijn verlamming terug naar Niger bracht.
Er werd zelfs een Panorama reportage over gemaakt.
Hij schreef er ook een boek of twee over en samen met hem ging ik in theaters op tournee om het erover te hebben.
Toen ook al.
Over uitsluiting en er niet kunnen bijhoren. Anders bekeken worden, niet meer voor vol aanzien worden omdat je iets hebt.
Van hem en zijn verlamming leerde ik veel, we konden ook hevig van gedacht verschillen, koppig als we alletwee waren. Ook over de soms deplorabele reacties van de mensen op zijn toestand.
Nooit had ik gedacht dat ik later zelf in een precaire toestand als mijn huidige zou verzeilen. Ik had het niet kunnen verzinnen.
Het heeft me vele jaren gekost om te leren omgaan met de beperkingen, het besef niet meer beter te worden, de eenzaamheid en uitsluiting die dat kan meebrengen. Maar toch. Je moet wel, als er geen weg naast is en je toestand niet verbetert. Het blijft een dagelijkse oefening. Het licht zoeken en installeren. Velen zullen dat herkennen.
Toch zie ik mezelf vandaag bloggen over onder andere ziek zijn en ambassadeur worden, over en voor mensen in een minderheidssituatie. Dat laatste had ik tot een paar maand geleden ook nog niet kunnen verzinnen. Ik wil blijkbaar altijd meedelen wat weinig gehoord en gezien wordt. Het is een zegen, het is een vloek.
Jaren geleden zette ik me ook in voor verschillende patiëntengroeperingen. Mijn krachten taanden, toen mijn activisme ook. Prioriteiten stellen.
Je zou kunnen stellen zelfs dat theater maken, dat het werk van mijn hart was, ook een manier is om iets helder proberen te krijgen wat duister lijkt. Dat het een poging is ons menszijn in al zijn facetten, van in-goed naar rot slecht, binnen allerlei politieke, sociale, literaire en kunstzinnige contexten, te proberen begrijpen en te vatten en voor te stellen in verhalen, op-en uitvoeringen van allerlei slag. Het is delen, mede-delen, verbinden. Samen op een gegeven moment in de tijd op een weloverwogen plaats iets beleven.
Soms werkte ik ook mee aan sociaal-artistieke projecten.
Die kracht of die nood is er blijkbaar altijd geweest merk ik nu, door dit op te schrijven.
Wel, ik ben blij en vereerd dat ik ze op deze manier voor nu kan gebruiken om ambassadeur te zijn voor LUS vzw.
Op mijn maat, wanneer mijn toestand het toe laat, en wanneer ik het wil, zo lang ik het wil.
En hoe ellendig het coronavirus ook is, het online gebeuren dat het meebrengt, zelfs met de zoomfatigue erbij, heeft het deze week toch net iets haalbaarder gemaakt voor het vege lijf. Al zou ik het op een dag, als het weer veilig kan, super fijn vinden om in levenden lijve voor studenten te zitten en hun vragen te beantwoorden. Hun aanwezigheid te voelen. En samen te zien dat we eigenlijk gewoon allemaal dezelfde mensen zijn.
Wordt vervolgd, ik hou jullie op de hoogte. Ben je op zoek naar verbinding of wil je je ook als vrijwilliger inzetten voor deze beweging, kan je LUS contacteren.
Het schilderij van Valloton helemaal bovenaan vond ik via Wikimedia Commons en is openbaar te gebruiken. Ik vond het wel passen. De vrouwen die rustig op het strand zitten met het spelende kind, suggereert dat er nog mensen komen misschien, of dat ze straks thuis andere mensen zullen vinden, en dat ze samen op het strand zitten te mijmeren. Misschien zijn ze vriendinnen, misschien familie, misschien buren? In elk geval spreekt er een verbinding uit het beeld, een eenvoud een rust uit hun samen zijn. Daarover gaat het in het leven toch, en ook in deze blog.