Beste lezer, je weet dat ik regelmatig ergens koffie uit haal en die dan zittend op een bankje of een steen ergens opdrink. Zo zit ik regelmatig op de Wapper, een plein in Antwerpen, schuin tegenover het Rubenshuis. Dan kijk ik wat naar mensen en dingen, mijmer en slurp van mijn koffie wanneer ik niet in gezelschap vertoef. Dikwijls bekruipt me dan de zin om het Rubenshuis binnen te gaan, het is een museum geworden, al eeuwen lang.Het is geleden van mijn beginjaren in Antwerpen dat ik er nog was. Maar dan heb ik geen ticket en geen tijdsslot gereserveerd en denk ik : volgende keer. Deze coronatijden zijn uitdagend en ze duren lang, dat ondervinden we allemaal.
In een situatie als de mijne kan het extra hard en zwaar worden om mentaal overeind te blijven, tussen de vier muren, de ziekte en de opwellende cabin fever, en de inspiratie blijft dan soms uit. Vorige week ergens zat ik er weer (misschien kom ik je er wel eens tegen) op mijn bank daar op de Wapper, en ik dacht : ‘nu schaf ik me een museumpas aan en volgende keer stap ik hier binnen. En ik doe alle musea van de stad waar ik in geen jaren meer geweest ben. Dat wordt een van mijn nieuwe doelen, zo een keer per maand of twee of gelijk wanneer mijn lichaam het me toe laat. Het haalt me uit de vier muren, het brengt me in een andere wereld en ik zie weer eens een mens’.
Hoe graag ik ook fiets en fietswandel – zo ben ik wandelen op mijn fiets gaan noemen – en koffie drink, soms wil je ook eens wat anders. Alles is toe, in de koffiebar blijven hangen gaat niet, het blijft koud en nat weer, dus vaak afspreken met iemand lukt niet. Enfin, de whole corona shebang, ik hoef het u niet uit te leggen.
Thuisgekomen ging de laptop open om een museumpas te bestellen. Maar dat blijkt even te duren, de post heeft hem nog niet gebracht. Toch wilde ik mijn plan aanvatten, en niet wachten op de pas.
Toevallig kwam op het internet een aankondiging voorbij dat de overzichtstentoonstelling van Martine Franck dit weekend eindigt. Een Belgische Magnumfotografe, geëngageerd en met mooi werk. Meteen had ik mijn eerste trip gevonden. Rond nieuwjaar kreeg ik de catalogus cadeau onder het motto : ‘als jij niet naar de tentoonstelling kan, komt de tentoonstelling naar jou’ omdat mijn lijf in slechte staat verkeert. Maar ik wou het er nog eens op wagen.
Zodoende kocht ik een ticket en reserveerde een tijdsslot en ging ik gisteren naar het Fomu, het fotomuseum in Antwerpen.
De laatste keer in het MHKA was het met rolstoel te doen, mijn benen, de pijn en de ziekte maken dat musea niet altijd een geschikte onderneming zijn.
Gisteren was het niet echt anders. Maar gel tegen de spierpijnen en pijnstillers moesten het allemaal mogelijk maken. Wachten op de legen plekjes in de agenda van vrienden is ook vaak geen optie, want dan kan je lang wachten, zo gaat dat nu eenmaal. Of soms zijn zij vrij, maar zegt je lichaam helemaal : njet! en dan is er ook niks aan te beginnen. Op momenten dat de pijn draaglijker is en je ietwat op je benen kan staan, moet je de kans nemen, of ze is weg.
Overigens een tentoonstelling vanuit een rolstoel bekijken, is geen sinecure. Dat heb ik mogen ervaren sinds ik heel af en toe gebruik moet maken van dat rollend helpertje.
Je moet het eens proberen. Het is fijn dat je voortgeduwd wordt, en je lichaam op die manier kan ontlasten. Maar je zit wel de hele tijd met je hoofd omhoog te kijken naar al wat aan de muur hangt, wat maakt dat je na een half uur ook niet meer voelt waar je hoofd nu precies aan vast hangt. Van de pijn dan wel. En je ogen beginnen te disfunctioneren. Dat heb je als chronische pijn je metgezel is geworden. Nee het leven in een rolstoel is ook niet altijd simpel begreep ik toen.
Goed. Ik betrad het Fomu deed alle nodige handgel- en andere coronarituelen en kon aan de tentoonstelling beginnen.
Maar oei. Probleem. Martine Franck zat op de tweede verdieping en de lift was kapot.
Ik voelde mijn brein lichtjes cracqueleren. Je bent blij dat je in het museum raakt, en even kan meedoen aan het gewone leven, zonder dat iemand moet weten dat er wat is met je, dat geeft een goed gevoel, en shit, daar heb je het al.
Heb ik de extra kracht om twee verdiepen met de trap te doen? Hoe groot is de zaal? Zal ik er dan nog wel in rond geraken? Heb ik morgen iets belangrijks op de agenda want als ik dit doe, wordt het doffe ellende? Of zal ik mijn goede luim doorbreken en meteen laten weten dat ik ziek ben en het moeilijk is boven te geraken? Of er een oplossing is? Wikken en wegen in een razendsnel tempo. Ik had me op voorhand al voorgenomen om de tentoonstelling maar zo lang te doorlopen als mijn lichaam het toeliet. Een kwartier, een halfuur, een uur? Prima. Maar zo een ticket kost wel tien euro, dus meteen weer weg gaan vond ik geen optie, hoewel ik dat zou doen mocht het echt niet gaan. Daar stond ik na te denken. Als gezonde kan je je dat toch niet voorstellen, je was intussen al lang op het tweede verdiep, zonder nadenken. Alles is zo anders nu.
Ik besloot de klim met de trap te wagen en het heel traag te doen, zoals destijds de gids me in de bergen van Umbrië had geleerd, heel traag stap voor stap, dan geraak je het verst op een klim. (Oh, heel even was ik nu ook terug in Umbrië!)
En zo klom ik de berg naar Martine Franck op. De laatste tredenreeks ging moeizaam en buiten adem moest ik even bekomen. Ik zag dat de suppoost die plots recht in mijn blikveld verscheen, het zag. Maar vanachter mijn masker glimlachte ik vriendelijk en rustte even verder wat uit. ‘Jammer van de lift’ zei ik nog. Soms heb je gewoon zélf echt even geen zin in die ziekte en al wat ze met zich meebrengt en tot wat ze je allemaal verplicht. Ook al kom je er niet onderuit.
Ik was er en kon op mijn gemak de tentoonstelling bekijken. Al had ik erg veel pijn, en op dit moment nog steeds. Is het ooit anders?
Maar al kijkend verleg je gaandeweg je concentratie wat en probeer je de beelden te laten inwerken en de pijn niet te laten winnen. Wil je de buitenwereld opslorpen. Mooi werk zien.En dromen van het leven. Een goed halfuur volstond. Dan moest ik rusten.
De suppoost herkende me toen ik de zaal verliet en deze keer vroeg ik of er echt geen lift was. Ik had het moeilijk. Hij dacht even en zei dat hij iemand kon roepen die me zou begeleiden via de goederenlift.
Wat vond ik dat fijn! Ik dacht, als dat kan, kan ik misschien ook nog een glimp opvangen van de tentoonstelling een verdiep hoger, van de Amerikaanse Lynne Cohen. Dat was geen probleem.
De walkie talkies deden hun werk, en even later stond er een jonge kerel die buiten adem helemaal van het gelijkvloers de trap was op gelopen, klaar om me te helpen.
Wij via een gang met badges in de grote goederenlift naar het derde en ik ben blij dat dat kon. Het was een kleine tentoonstelling met een paar knappe werken, een heel fijne kennismaking met een fotografe die ik niet kende.
Toen ik klaar was, werd de walkietalkie weer ingeschakeld, en kwam de jonge gast me weer ophalen om naar beneden te gaan. In de tussentijd maakte de suppoost die zo vriendelijk was een praatje met me, over de volgende tentoonstelling die er zou aankomen, en of ik in Diva al was geweest, het diamantmuseum, dat hij daar ook nog had gewerkt.
Mijn hart smolt een beetje. Doorgaans is de buitenwereld heel hard voor chronisch zieken. Hier kreeg ik zo maar met plezier hulp van de suppoosten, zonder dat ik in de rolstoel zat of mijn blauwe gehandicapten kaart moest boven halen. Ze vroegen niks, ze hielpen gewoon, omdat ze zagen dat het me moeilijk verging. Dat doet goed. Ze deden hun job met het hart. Helemaal beneden vroeg ik aan de uitgang waar ik een soort bankje zag, of ik er vijf minuten mocht gaan zitten om te rusten voor mijn rug. Dat mocht, want eigenlijk mocht je nergens gaan zitten. En toen ik dacht, ‘ok, ik geraak mijn fiets weer op’, ging ik buiten. En de twee vrouwen die beneden het onthaalwerk deden, glimlachten me vriendelijk en begripvol toe. Wat was dat fijn. Een duim voor de suppoosten van het Fomu. Mooi werk gezien en rustig geholpen, in the mood for more!
De tentoonstellingen zijn de moeite en lopen dit weekend af. Dus als je nog tijd en zin hebt, ga erheen. Marine Franck, Lynne Cohen, zeer de moeite! Later die dag gingen mijn vingers nog door de poëziebundel Loopgravenonderbreking van Sarah Waegemans. Heerlijke gedichten! Toevallig allemaal vrouwen.
Daarom dacht ik aan deze collage van Els Van Laethem voor het beeld bij deze tekst. Ze maakt ook mooie dingen, is een collega vertegenwoordiger van de kunsten en patiënt. In haar gezonde tijd werkte ze als mezzo sopraan bij oa. Zefiro Torna en het Huelgas Ensemble. Terwijl ik theater maakte. We kenden mekaar toentertijd niet. Het ziek zijn bracht ons online samen destijds. Fijn dat ik haar werk hier mocht delen, dank je Els! Je kan haar werk volgen op Facebookpagina ‘Into Collage’.