TBT : De smeltende voorzichtige sneeuw afgelopen weekend deed me denken aan twee jaar geleden, toen ik deze Ode aan mijn Bottinen schreef. Of over afscheid nemen, en herinneringen in je hart sluiten.
Wanneer het sneeuwt ben ik altijd blij als een kind. Anderen worden lastig, ik niet. Ik hou van de stille wittigheid en dwarrelende vlokken.
Hoewel snipverkouden, moest ik gisteren voor geregel het huis uit. Ver moest ik niet stappen, maar toch haalde ik mijn goei bottinen uit de kast, omdat ik wist dat ik er niet zou mee uitglijden. Groot was mijn verdriet toen ik zag dat de rubberen zolen er van af vielen, verduurd. Een zoveelste afscheid drong zich op…
Daarvoor moet ik terug naar Kopenhagen januari 2002. Ik was er kort na nieuwjaar op bezoek bij een vriendin. Terwijl zij werkte overdag, verkende ik de stad. Het was berekoud, maar zonnig. Ik ontdekte allerlei leuke plekken. ’s Avonds terug thuis vertelde ik mijn wedervaren en smeedden we o.a. plannen om die zomer een bergwandelvakantie te ondernemen. Ze was vroeger gids geweest. Al smedend bedacht ik dat ik dan eindelijk best eens nieuwe bottinen zou aanschaffen. Zo geschiedde. Er kwam ook nog een rode jas bij (goed zichtbaar in de bergen) en dubbele klassebakkousen tegen de vries.
Ik testte de bottinen een paar weken later uit, op stapweekend in de Ardennen. Er lag wel 20 cm sneeuw.
Mijn bottinen en klassebakkousen waren mijn helden.
Met kurkdroge voeten arriveerde ik op de slaapplaats. Beter kon niet zijn.
Later dat jaar werd ik ernstig ziek. In Kopenhagen kreeg ik zonder het te weten al een voorbode. Na een dag te voet de stad verkennen, bleek ik te zwak en gloeierig om nog te gaan schaatsen. We wilden het zo graag, in het avondlicht. Heel ongewoon voor mijn normale doen. Gelukkig was mijn gastvrouw na het werk ook te moe, dus we veranderden de plannen. Ik had pijnen, begreep ze niet en weet het aan de Deense winterkou. ‘s Anderendaags trok het weg.
De trip ging door lieven en omstandigheden niet richting bergen die zomer, het werd Cuba, mijn allerlaatste reis, zonder het te vermoeden.
Sindsdien stonden mijn bottinen in de kast mee te wachten om op stap te gaan, tot ik beter werd. Elk jaar vette ik ze heel goed in. ‘s Winters kon ik ze meestal niet dragen, ze waren te zwaar voor mijn benen.
Vorig jaar toen het sneeuwde, trok ik ze weer aan, blij als een kind, om in de avondschemer hier wat te wandelen door de sneeuw op het grasveld rondom. Stilte, iedereen binnen, kriepende sneeuw onder je voeten, heerlijk. Tot gisteren..
Het waren niet zo maar botinnen. Het waren bottinen van het onvermoeden, het verlangen, die botinnen van de hoop werden. Bottinen die mijn grote liefde voor het wandelen veruitwendigden, en nu verduurd zijn. Wellicht zal ik geen nieuwe meer kopen.
In mijn hart des te meer.